
Vaccinatie/titerbepaling
Jonge dieren krijgen na hun geboorte afweerstoffen mee via de moedermelk, maar na het spenen dalen deze afweerstoffen snel.
Door dieren te vaccineren worden eigen antistoffen aangemaakt. Pups worden best op 6 – 9 – 12 - 16 weken gevaccineerd, kittens op 9 – 12 weken, konijntjes op 5 weken. Daarna wordt het vaccin herhaald volgens het optimale vaccinatieschema voor uw huisdier.
In sommige gevallen is een extra vaccin verplicht/aangewezen:
- Kennelhoest: honden die naar de hondenschool gaan, op pension gaan, of vaak in contact komen met andere honden
- Hondsdolheid (rabiës): verplicht om naar het buitenland te gaan, dit vaccin moet ten laatste 21 dagen voor vertrek gegeven worden en kan vanaf de leeftijd van 12 weken gegeven worden
- Leucose: sterk aangeraden voor buitenkatten, in het bijzonder voor katers die veel vechten
Let op, ook dieren die binnen leven kunnen onrechtstreeks in contact komen met ziekteverwekkers.
Naast de standaard driejaarlijkse vaccins (hondenziekte, hepatitis, parvo) kan je ook kiezen voor een titerbepaling. Hierbij bepalen we in het bloed of de hond nog voldoende antistoffen tegen deze 3 ziekten heeft. Zolang dit het geval is heeft de hond zijn vaccin niet nodig.
Let op: titeren kan enkel voor de virale ziekten hondenziekte, hepatitis en parvo. Voor bacteriële ziekten rattenziekte (leptospirose) en kennelhoest (bordetella bronchiseptica) blijft een jaarlijkse inenting noodzakelijk. Ook het vaccin tegen hondsdolheid (rabiës) moet wettelijk verplicht om de 3 jaar gegeven worden om met je dier te reizen.
